Hidde Bekhuis – zijn verhaal na de winst in ICON Livigno Xtreme Triathlon
De ICON Livigno Xtreme Triathlon: de belevenissen van een laaglander in de Italiaanse bergen, of hoe een laaglander koning van Livigno werd
Aangezien ik erg lang van stof kan zijn (en nu ook was) en Wim me geen restricties met betrekking tot het aantal woorden voor mijn verslag van de ICON Xtreme triathlon heeft opgelegd, begin ik maar met het plot waarna ik alle ruimte gebruik voor het waarom, hoe, en hoezo van de voor mij mooiste triathlon ervaring ooit. Ik sluit af met waarom ik zeker nog terug kom naar Livigno, maar nog niet zeker weet of ik de ICON nog een keer race. Voor iedereen die niet een kleine 3000 woorden wilt lezen maar wel wilt weten wat de ICON inhoud is het dus voldoende om de eerste en laatste alinea te lezen.
Plot
De ICON Livigno Extreme Triathlon. 4 kilometer zwemmen in het stuwmeer bij Livigno (Italië) op 1870 meter hoogte. 195 kilometer fietsen over 5 passen, waaronder de Stelvio, met een kleine 5000 hoogtemeters, waarbij de temperatuur s’ochtends een graad of 3 was, en s’middags opliep naar 28 graden. En een marathon lopen met zo’n 1000 daal- en 2000 hoogtemeters, waarvan 1300 hoogtemeters in de laatste 12 kilometer zitten. Na dit in 13 uur en net geen 14 minuten te hebben volbracht was de conclusie dat ik nog nooit zo heb afgezien, nog nooit zo heb kunnen genieten van de bergen, nog nooit zo veel kippenvel heb gekregen van de vele vrijwilligers en organisatie die alles deden om het afzien en lijden zo veilig en ergens comfortabel te houden, en nog nooit zo heb gejankt vanwege het feit dat ik omringd werd door een geweldig supportteam wat me tijdens de race (en ervoor en erna natuurlijk) zo goed heeft geholpen, en ook gejankt omdat ik gewoon een super goede dag had die me niet alleen weer een stap verder in mijn ervaringen met de hele triathlon heeft gebracht, maar ook de winst!
Waarom?
Tot zoverre het eindresultaat. Nu de weg ernaartoe. Want wat beweegt iemand om een uitdaging aan te gaan als de ICON Xtreme? Net zoals als bij elke hele was het mijn (achterlijke?) streven om de grenzen van mijn kunnen op te zoeken. Natuurlijk blijft mijn streven om een keer onder de 9 uur te duiken, maar door vooraf voorziene drukte met werk (naast mijn werkzaamheden bij SMA Midden Nederland werk ik ook als onderzoeker op de Radboud Universiteit waar ik momenteel verantwoordelijk ben voor een grote internationale dataverzameling), wilde ik dit jaar een hele doen waar dom afzien het doel was. Ik weet namelijk dat ik goed ben in dom afzien (heeft het gehad hebben van anorexia dan toch een positief punt? 😉 ). Terwijl ik tactisch racen voor een sub-9 een heel stuk moeilijker vind want dan leg ik mezelf allerlei verwachtingen en druk op. Vandaar dat ik een triathlon wilde doen waar een snelle tijd niet mogelijk was. Dat de keus op de ICON Xtreme viel was toevallig door een Facebookberichtje en het feit dat Lucie (mijn vriendin) nog een keer naar Italië op vakantie wilde.
Hoe dan?
Het hele seizoen stond eigenlijk in het teken van de ICON. Weliswaar nog een (succesvolle) poging gedaan om een snelle halve triathlon te doen bij de Indeland triathlon. Maar Lucie herinnerde me elke keer er fijntjes aan of een harde training met een half ziek hoofd of te veel stress van werk wel zou bijdragen aan een goed resultaat in september. Behalve me niet voor de wedstrijd al kapot en te vermoeid te maken, was een specifieke voorbereiding in Nederland redelijk onmogelijk. Met hardlopen heb ik het nog enigszins geprobeerd door na de marathon van Rotterdam mijn lange duurlopen uit trailwedstrijden te laten bestaan, met als hoogte punt de Eiger Ultra trail in Zwisterland (“slechts” de 51 kilometer afstand). Maar qua fietsen was het qua bergen vooral Tivoli (klimmetje van 2 km nabij Nijmegen) op en af, en qua hardheid met Dave Rost mee. Het echte klimmen, en vooral dalen, zou ik in Italië ervaren.
Taperen?
Omdat we pas 2 weken voor de wedstrijd naar Italië gingen en ik nog vol in de bergen wilde trainen had ik, net zoals bij de Embrunman 2 jaar geleden, een taper periode van 3 weken. Waarbij ik in de eerste week, nog in Nederland dus, de omvang flink verminderd heb, in de tweede taper week, in Italië, juist weer keihard heb doorgetraind, en in de week voor de wedstrijd heb ik de de omvang weer geminimaliseerd.
Nu is trainen in Livigno alles behalve een straf. Er is een meer dan goed 25 meter zwembad, waar toevallig ook de Italiaanse para triathlon selectie aan het trainen was. Naast de vele bergen kun je er ook makkelijk 30 kilometer vlak fietsen (niet zo vlak als in Nederland natuurlijk). En voor het lopen kun je ook alle kanten op, van vlak verhard, tot de meest steile off-road klimmen en alles wat daar tussen zit. En niet heel onbelangrijk, het is Italië dus het ijs en de pizza’s en pasta’s zijn meer dan geweldig.
Supportteam
Bij het fietsen zijn er door de logistieke uitdagingen alleen op kilometer 30 en 150 een (uitgebreide) verzorgingspost van de organisatie. Tijdens de race ben je dan ook aangewezen op je supportteam die je voorziet van drinken en eten, maar ze zijn ook verantwoordelijk dat je spullen in en uit de wisselzones worden gehaald, en als je pech hebt mogen zij je helpen. Met het lopen ben je nog meer afhankelijk van je team, want vanaf kilometer 25 van de marathon is het namelijk verplicht een begeleider bij je te hebben, simpelweg omdat het terrein te onherbergzaam is. Zes dagen voor de wedstrijd was mijn hele supportteam aanwezig. Machiel, Luc, Ellen en Lucie natuurlijk. Vooraf had ik nooit gedacht dat door de afhankelijkheid van het supportteam deze triathlon als een teamprestatie zou gaan voelen.
Raceday
Misschien wel het minst leuke aspect van een hele triathlon, en in het bijzonder van een extra uitdagende, is het tijdstip dat er gestart moet worden. Het startschot ging half 6, wat betekende dat mijn wekker om kwart over 2 ging. Nu val ik wel in de categorie ochtendmensen, maar dit soort tijdstippen vind ik toch echt niet geweldig. Hoe dan ook, stipt om 4 uur waren we bij de start om de fiets in te checken. Het mooie van Italianen is, tenminste de Italianen die ik gezien heb in de 2 weken in Livigno, dat als ze om 4 uur zeggen dat X of Y plaatsvindt, dat ze er zelf ook pas om 4 uur zijn. Toen ik mijn fiets wegzette, werden de eerste vuren dus pas ontstoken, en het merendeel van de atleten kwam pas na half 5. Als control-freakerige-autist vond ik het fijn om nog rustig het absurde van deze race te overdenken (ook al denk ik dat mijn supportteam nog graag een half uur langer was blijven liggen). Kwart over 5 had bijna iedereen zijn wetsuit en verplichte neopreen badmuts aan, en de meeste – waaronder ik ook – hadden ook nog neopreen sokken en handschoenen aan. Weliswaar was het water met 16 graden relatief warm, de buitenlucht was een graad of 3, dus geen overbodige luxe. Het eerste halfuur zouden we het moeten doen met een kleine vloot aan kano’s, waterfietsen en bootjes die rondom ons zouden blijven in de (zoek)tocht naar de verlichte boeien.
Vooraf had ik de hele startlijst nagelopen om te zien wat ik van de tegenstand kon verwachten. Met een aantal top 5 finishers bij de Norseman, Celtman en Evergeen, en voor mij veel te snelle zwemtijden op Ironmans ging ik ervanuit dat het zwemmen, zoals bij mij meestal het geval is, een kwestie zou worden van in de meute meezwemmen. Natuurlijk is het met 50 starters en een immens meer niet echt sprake van een meute, maar toen ik bij boei 1 er achterkwam dat ik eerste lag, of in ieder geval goed genoeg lag om een eigen bootje voor me te krijgen was ik erg verrast. Dat ik na 62 minuten en een kilometer of 4 als eerste uit het water kwam, en niet zo’n beetje ook, was niet alleen voor mij, maar voor eigenlijk iedereen die mij kent, inclusief supportteam, een volslagen verrassing. Ik merkte wel dat ik redelijk had doorgezwommen dus een wissel op OD tempo zat er niet in. Op een sukkeldrafje naar mijn fiets, terwijl Luc en Machiel ondertussen mijn wetsuit losmaakte en Lucie mijn fietskleren klaarlegde. Vanwege de koud zou ik me volledig omkleden. Nu heb ik weinige gene, maar dat er een videocamera op me gericht stond is ook weer zoiets . . ., een kleine 5 minuten en een paar naakt beelden later zat ik op de fiets, en kreeg ik nog net mee dat nummer 2 net uit het water was gekomen.
Voor het eerst in mijn leven op de fiets als prooi en niet als jager op snellere zwemmers. Gelukkig bestaat er dan een powermeter om je niet te gek te laten maken. De eerste 20 kilometer waren gelijk klimmen, niet te steil, maar je kon warm worden. Vlak voor de top zag ik nummer 2 al achter me opdoemen, en na een korte afdaling ging de Fransman Maximilien Vuylsteke (de nummer 2 van de Evergreen 2015) me in de klim naar de Bernina pas voorbij. Maar het zag er wel erg stoempend uit, en ik reed op dat moment 300 watt (zo’n 85% van mijn FTP) dus, of hij was echt te goed, of hij was zich aan het opblazen. Ik maakte me op dat moment eigenlijk meer zorgen over waar mijn supportteam bleef. Want na een klein uur was ik bijna boven op de Bernina pas, en zou ik de eerste bidon en gels krijgen maar mijn team was nog niet voorbijgekomen. Vlak onder de top kwamen ze gelukkig langs (iets met een koelkast in de auto die de accu had leeg getrokken) en hoefde het inmiddels bedachte voedingsplan B en C niet toegepast te worden.
Al in de afdaling van de Bernina leek ik zowaar in te lopen op Maximilien. Zou hij dan nog slechter dalen dan ik? Of deed de zwaartekracht gewoon zijn werk (ik ben ongeveer 20 cm groter, en dus ook zwaarder)? Toen de weg wat afvlakte en er weer getrapt kon worden reed ik no-time het gat tot 15 meter. Op het vlakke lied de Fransoos het tempo dusdanig zakken dat ik er voorbijging. Maar wanneer het weer wat omhoog ging, knalde hij er op het buitenblad weer voorbij, om vervolgens op het vlakke weer in te zakken. Na zo’n 30 kilometer stuivertje wisselend te hebben gereden ergerde ik me er zo aan dat ik in de klim naar de Fuorn pas de gaskraan wat verder opendraaide. Of dat verstandig zou zijn was een grote gok. Hoe dan ook, aan de voet van de Stelvio, na een krappe 4 uur fietsen, lag ik alweer een tijd alleen op kop. Tot dusver ging alles prima. Voedingsplan werkte, verzorging van het team was top, en de van tevoren bedachte tijden en wattages klopten ook. Op de Stelvio begon ik het echter wel echt heet te krijgen. De eerste 10 kilometer waren nog te doen, maar in de tweede 10 kilometer begon ik toch flink te koken. De liters water die het supportteam over me gooide maakte het gelukkig dragelijk.
De afdaling van de Stelvio, was mijn grootste angst van de hele race; 38 haarspeldbochten, 4 tunnels, en (heel) veel irritante motoren en te dure sportwagens die de Stelvio op en af racen. Gelukkig had ik door het op kop te liggen ook een motor van de organisatie voor me rijden, zodat ik me in ieder geval niet te veel over wanneer te remmen hoefde na te denken (ik vertrouwde blind op de motor), en de andere weggebruikers leken zich zowaar iets socialer te gedragen (op een grote groep Duitse motorrijders na . . .) . Eenmaal beneden was het nog 22 kilometer naar de laatste top en vanaf daar was het nog maar 4 kilometer dalen naar T2. Maar de hitte de Stelvio op, en vervolgens de koud tijdens de afdaling hadden me niet echt goed gedaan. Ik hield alles nog binnen, en mijn wattages en hartslag waren ook nog steeds goed, maar ik voelde me alsof ik overreden was door alle Duitse motoren die ik tegen was gekomen in de afdaling. Na 7 uur 40 minuten, en 7,5 bidon (2 met cola, de rest met Powerbar) en 16 gels verder parkeerde ik mijn fiets in T2. Ik lag op dat moment zo’n 20 minuten voor op mijn schema en een minuut of 15 op de nummer 2. Ik was vooral blij dat ik het zonder lekke banden overleefd had en had zin om met Lucie de eerste “makkelijke” 15 kilometer samen te lopen.
Uit T2 was het direct steil bergop, en direct kreeg ik steken in mijn zij. Dat was niet echt wat ik verwacht had. Op bijna alles was ik wel voorbereid, maar steken . . . gelukkig was het maar 200 meter omhoog, waarna het in theorie 6 kilometer naar beneden ging. Naar beneden was het met de steken te doen, berg op was het wandelen (want netto gingen we dan wel naar beneden, maar het ging soms nog STEIL omhoog). Na een kilometer of 5 waren de steken wel weg, en waren we inmiddels voor Nederlandse begrippen aan het trail runnen. We hadden begeleiding door een crossmotor van de mountain rescue, en van Diego de Giorgi (de meeste foto’s bij dit verslag zijn van zijn hand) die in staat was tegelijkertijd op de mountainbike af te dalen, foto’s te schieten met een spiegelreflexcamera, en dingen op Facebook te posten (hier kwam ik pas na afloop achter hoor). Toen we na een kilometer of 8 in Livgno kwamen, werd de weg wel echt vlak en verhard. Maar het slechte gevoel was nog steeds niet weg. In plaats van steken had ik nu barstende koppijn en had ik het (te) warm. Ook al vond Lucie dat ik goed doorliep (12 a 13 per uur op het vlakke), ik was stront chagrijnig en voelde me verschrikkelijk. Ik wilde niks eten of drinken en het enige wat Lucie goed kon doen was water uit de rivier pakken om over me heen te gooien. Na 15 kilometer draaide Luus af zodat ze nog op tijd bij de finish kon zijn (dat ze het niet eerder had gedaan snap ik eigenlijk niet) en moest ik alleen door met Diego en een voorfietser, die de motor van de mountain rescue inmiddels had vervangen. Al snel werd het asfalt weer ingeruild door gravelpaden en rivierbeddingen, en steeg de temperatuur van mijn lichaam verder door naar kookpunt. Gelukkig werd ik door Diego en de voorfietser non-stop voorzien van flesjes water zodat ik kon blijven koelen. Na 21 kilometer, en 1 uur 50 lopen, begon volgens de briefing dan het echte off-road gedeelte. Beter voelde ik me niet, maar het feit dat ik nu legitiem mocht wandelen als het omhoog ging gaf mentaal verlichting. Maar toch was het stemmetje in mijn hoofd “het duur 2 tot 3 keer zolang als je gaat wandelen” te sterk om ook op de vlakkere stukken te gaan wandelen. Bij kilometer 25 aangekomen stonden Luc en Machiel. Luc zou, verplicht, de laatste 17 kilometer met me mee lopen, en Machiel stond klaar om mijn heupband met bidon om te wisselen voor de verplichte rugzak met 1001 verplichte items. Naast de verplichte items had ik ook paracetamol in mijn rugzak gestoken, in het kader van je weet nooit waar het goed voor is. Me nog steeds belabberd voelend moest Luc met een chagrijnige en niet echt gezellige Hidde op weg naar kilometer 29 waar de laatste controlepost was op weg naar de finish.
In plaats van naar boven, moesten we weer een heel stuk naar beneden. Iets waar ik niet bepaald op gerekend had. Maar goed, iets anders dan de pijlen volgen zat er niet in. Bij de laatste controlepost begon de paracetamol zijn werk te doen en proefde cola voor het eerst weer zoals cola moest smaken (lekker dus en niet als lauwe ochtendurine). Na een snelle check of we al onze verplichte spullen mee hadden mochten we door voor het laatste 12 kilometer. Inmiddels voelde ik me steeds beter worden en was het ook niet langer een gevecht met mezelf om na een te steile klimmen weer te beginnen met hardlopen. Ook begon ik weer te beseffen dat ik nog steeds eerste lag, en maakte het gevoel van willen overleven weer langzaam plaats voor het gevoel van te willen winnen. Zo’n 6 kilometer voor de finish kwam een jeep van de organisatie ons voorbij. Ze wilde weten hoe het ging, en deelde mee dat de nummer 2 zo’n 30 minuten achter ons lag. Dat maakte al een beetje een eufore stemming in me los. Maar het echte klimmen moest toen nog beginnen. Je hebt steil en Steil, maar dit was STEIL. Met zo’n 4 kilometer per uur (aldus Garmin) en een hartslag van >150 heb ik me omhoog gezeuld. In tegenstelling tot het begin met Lucie, nu wel gezellig kletsend met Luc (en nee dat kwam niet door de persoon). Toen we bijna een uur later de muziek van de finish knapte er iets in me. Als een klein kind huilend van geluk door gewandeld (het ging nog steeds steiler dan steil omhoog dus hardlopen zat er niet in. Vlak voor de finish kwamen Lucie en Machiel naar beneden gerend en had ik weer een emotioneel incontinentie probleem, waarna we met zijn vieren het laatste, en het meest achterlijk steile gedeelte van de route zijn opgeklauterd. Na 13 uur 13 minuten en 59 minuten was mijn eerste triathlon overwinning een feit (nou ja, eigenlijk heb ik de eerste editie van de Trion triathlon ook gewonnen, dus sec is dit mijn tweede overwinning).
En toen?
Niet alleen ik bleek last te hebben van emotionele incontinentie van geluk. De wedstrijdorganisatie en de vrijwilligers waren ook redelijk emotioneel labiel. En volgens mij mijn supportteam ook. De sfeer die bij de finish op bijna 3000 meter hoogte hing, was net zoals s’ochtends magisch en uniek.
Uiteindelijk zijn we als team, nadat ik nog een aantal interviews in mijn beste Engels had gegeven (voor degenen die het nooit gehoord hebben, houden zo, dat is voor iedereen beter) en nadat de nummer 2, toch nog steeds Maximilien Vuylsteke die zich toch op de fiets bleek te hebben opgeblazen, 45 minuten na mij over de finish was gekomen half dronken van geluk en moeheid in de lift naar beneden gegaan. Ook al was ik bekaf, na 4 uur was ik alweer klaarwakker en heb ik een beetje het nieuws van EuroBike bijgewerkt, je moet toch wat als materiaal freak he.
Tijdens de prijsuitreiking de volgende middag bleek dat er 27 mensen de top hadden gehaald, waarvan 1 vrouw. Drie mannen hadden de lage finish gehaald. En er waren een kleine 20 uitvallers. Degene die als laatst op 3000 meter was gefinisht deed er bijna 19 uur over, en heeft bijna alles in het donker moeten lopen. Met dit parcours, echt een huzarenstukje om je enkels en nek niet te breken.
Wat ik vooral bizar vond dat ik ineens echt een bekend persoon in Livigno was geworden. Niet alleen media-aandacht van de regionale pers, maarkinderen en kettingrokende opa’s en alles daartussen wilde met me op de foto, of kwamen even langs om me te feliciteren. Het gevoel tijdens de race dat half Livigno met me meeleefde werd nu nog eens onderstreept.
Nog een keer?
Ik kan iedereen de ICON Livigno Xtreme triathlon aanraden. In een van de interviews die ik moest geven heb ik de ICON vergeleken met de kwaliteit van de organisatie van Challenge Roth, alleen dan veel persoonlijker. De omgeving is geweldig, de vrijwilligers zijn subliem, het publiek is fantastisch, en het is bikkel en bikkelhard afzien. Terugkomen naar Livigno ga ik zeker, want ik denk dat het misschien wel het mooiste trainingsgebied van Europa is, inclusief erg goed eten. Maar eer ik de ICON weer ga racen (en uiteindelijk doe ik dat zeker nog wel) moet ik het niet meer willen vergelijken met de race die ik nu heb neergezet want anders kan het alleen maar tegen vallen. Dus misschien eerst maar een nieuwe poging tot sub-9 doen, of misschien toch gewoon mijn hart volgen.