Column Bert Flier: Even the bad days are good – EK Crosstriathlon Stara Myjava, 2010 (deel 3, slot)
Een tijdje geleden vroeg Maud Golsteyn om een verhaal te schrijven over het EK Crosstriathlon in 2010. Bij deze het derde en laatste deel van het verhaal dat Bert Flier kort na de wedstrijd schreef. De reis ernaar toe en het verblijf zorgde al voor de nodige verwondering en ook het race-verslag is alleszins spraakmakend.
Slecht slapen
In de nacht voor de wedstrijd is het noodweer. Het regent en waait vreselijk: ik word er wakker van. Nog natter dan donderdag zal het parcours zijn. Bij het ontbijt vertellen Judy en ik dat we ons ontzettend uitgerust voelen na bijna elf uur nachtrust. Lars en Maud vertellen dat ze slecht hebben geslapen. Tot diep in de nacht hebben ze jacht gemaakt op een Slowaakse veldmuis die rondritselde in hun slaapkamer. De muis heeft een poging tot doodslag van Lars overleeft, zich niet gestoord aan de schoen die voor zijn (waarschijnlijke) hol is geplaatst en is zelfs zo brutaal geweest rond te muizen in de etenswaren. Lars en Maud hebben uiteindelijk eieren voor hun geld gekozen en zijn verhuisd naar de meest achterste kamer op de gang. Zo ver mogelijk bij het monster vandaan.
Deze muizenissen worden besproken tijdens het ontbijt. Daarna gaan we langzaam over in de wedstrijdmodus. Ik richt m’n plek in het parc fermé in en doe een warming-up in drie delen: warmlopen, droogzwemmen met elastieken, en inzwemmen in het nog steeds stervenskoude stuwmeertje.
Net voor de start wordt het selecte veld voorgesteld aan het publiek (wat er tot mijn verbazing is), waarna we positie mogen kiezen. Ik stel me op naast Jim Thijs en Lars van der Eerden. Mijn plan: zo ontspannen mogelijk starten, de klap van het koude water en de hoge hartslag van de start doorkomen, en dan opschuiven. Na het startschot wacht ik een paar tienden, genoeg om in de voeten van Jim te belanden. Ik zit direct in het ritme, en kan op overhouden mee in de voeten van een groepje. Zelden ben ik zo beheerst, taktisch en gecontroleerd gestart. Bij de eerste boei, na 250 meter, schuif ik een paar posities op. Ik zie dat ik in het tweede groepje zit, de kopgroep zwemt een meter of veertig voor ons uit. Ons groepje rekt zich uit tot een lint, ik zoek positie en houd die tot aan de doorkomst na de eerste zwemronde. Daar moeten we even het water uit, twintig meter lopen, en weer terug het water in voor de tweede ronde. Ron Hendriks geeft door dat ik inderdaad in de tweede groep zit, bij Lars en Jim Thijs, op veertig seconden van de kop. Ik zit waar ik moet zitten, dit gaat super. Ik verzet in het loopstuk m’n zwembrilletje, een Brit maakt daar gelijk gebruik van om een plaatsje te winnen. Dit is racen, elke positie telt.
Britse voeten
Achter de Britse voeten zwem ik het tweede rondje en kom op anderhalve minuut van de kop in de staart van het tweede groepje als elfde uit het water. In de wissel neem ik m’n tijd op de loopschoenen en wielerhandschoenen aan te doen. Het kost me wel de aansluiting met m’n zwemgroepje, maar ik heb geen zin om het risico te lopen in de klim, die vlak na de wissel begint, nog te lopen klooien om dingen aan te krijgen. Het parcours ligt er vreselijk bij. De regen heeft de kleigrond volledig verzadigd. Onderaan de klim zie ik m’n zwemgroepje in een lint voor me. Lopend naast de fiets. De regen heeft het grootste deel van de eerste beklimming te glad gemaakt om te rijden. Als ik veldrijder was, had ik Erwin Vervecken geheten. Ik houd van loopstukken in een mountainbikeparcours. In de looppassages pak ik een paar man terug; iets voor me zie ik het oranje tenue van Lars. Die had na de wissel een dikke minuut voorsprong, en die is dus alweer bijna dicht.
Vierkante kaken van testosteron
Een stukje later, in een vlakker gedeelte in het bos, haal ik ‘m bij. Het Gaat goed, zegt hij, en dat geldt ook voor mij. Ik blijf m’n eigen tempo rijden, en haal nog een paar man bij. Uiteindelijk beland ik achter Tim McDowell, een Brit, en Vasilis Krommidas, een Griek. Na de wedstrijd hoor ik dat hij degene was die het tempo maakte in de start van het zwemmen. Dit is iemand van Olympisch niveau, met vierkante kaken van de testosteron, en ik haal deze gast dus bij. Mijn moraal stijgt nog eens een graadje. Tegen het eind van de klim worden we ingehaald door een Tjech. Niet normaal zo hard als hij naar boven knalt. Ik houd me aan m’n plan: eerste ronde niet forceren, tijd zat om nog wat te doen in ronde twee. Vooral de skipiste wil ik gebruiken om tijd terug te winnen op de technisch betere rijders. De afdaling start ik voor McDowell en Krommidas, maar de modder ligt me niet zo. Ik neem geen risico, en laat halverwege McDowell passeren. Kan ik zijn lijnen volgen. Nog geen minuut later, nadat ik door een stenige geul ben geknald om van spoor te wisselen, ratelt m’n achterband. Lek. @#$
Handpompje
Ik ben hier op voorbereid en doe wat ik moet doen: afremmen, wiel eruit, band eraf. Lars rijdt even later langs, knijpt in de remmen en vraagt of ik alles bij me heb. Super dat hij dat doet. Ik zeg dat ik het wel red en bedank ‘m voor de support. Uit m’n zadeltasje haal ik een binnenbandje, leg de band er weer om. Het CO2-patroon dat ik op het ventiel schroef om de band op spanning te zetten loopt sissend leeg. Langs m’n ventiel. Uit ervaring weet ik dat dit me een paar honderd slagen met m’n handpompje kost. Bijna het hele veld is me gepasseerd wanneer ik eindelijk weer verder kan. De technische passage in het bos gaat redelijk, onderaan de skipiste zie ik een man of drie voor me uit lopen. Dat is een mooi doel. In één ritme loop ik omhoog, en heb ze bijgehaald wanneer ik boven de laatste afdaling van het eerste rondje inrijd. De tweede ronde is het parcours nog slechter berijdbaar geworden. Ik kan nog een paar man bijhalen, maar weet ook dat de kans op een goede klassering verkeken is, zeker wanneer ik twee onnodige schuivers maak in de modderbende in het vlakkere stuk bos. Aan het begin van de afdaling pomp ik voor de zekerheid nog een bar extra in m’n achterband. Er zit net anderhalve bar in en ik kan me niet nog een lekker band permitteren. In de technische bospassage maak ik nog een paar slippers, maar alles zonder gevolgen.
Zuigende modderpoel
Wanneer ik wissel voor het loopgedeelte – twee rondes van 3,7 km – hoor ik van Ron dat Lars al in zijn laatste ronde zit. Die is dus goed bezig. Ik vraag hoe de dames liggen. Maud blijkt in gevecht om de Europese titel met de Oostenrijkse vlieggewicht Carina Wasle. Judy ligt vierde en heeft nog volop kansen op een podiumplaats. In the ladies race, Holland rules! Dat zijn goede berichten. Mijn loopbenen blijken prima, ik heb nog energie en moraal om lekker hard te lopen. Het looprondje heb ik niet verkend, maar ik weet dat er een erg steile grashelling in zit. Dat ligt halverwege, nadat je een modderig stuk vals plat omhoog, een scherpe afdaling en een glibberig bospaadje hebt gehad. Het eerste stuk van de helling kan ik blijven hardlopen, maar na nog een knik omhoog word ik tot wandelen gedwongen. Voor me zie ik een concurrent. Ik haal hem snel terug, weer een plaatsje gewonnen. In de afdaling laat ik me vallen, zwik daarbij een paar keer bijna door een enkel en verlies bijna een schoen in een zuigende modderpoel, maar kom heelhuids beneden.
Veertig kilo licht
Ron meldt dat Lars inmiddels is gefinisht, als dertiende, dankzij een strakke tweede ronde en een goed looponderdeel. Ik hoor dat Maud een gaatje heeft moeten toestaan op Wasle. Judy loopt op plaats vier, maar kan nog een plekje opschuiven. ’t Is spannend bij de dames. In de tweede ronde haal ik nog een mannetje bij en finish na iets meer dan 3 uur als 17e. Ik loop terug naar Ron om Maud en Judy op te wachten. We staan bij de camper van onze Belgische collega’s Jef Dams en Jim Thijs en bespreken de mogelijkheden van Maud op winst. Wij gunnen Maud werkelijk alles, maar tot onze teleurstelling komt Wasle als eerste uit het bos. We bespreken haar postuur. Dit meisje is zo mager en schriel dat zij er niet bepaald gezond uitziet. Nauwelijks veertig kilo licht schatten we haar. Wanneer ze ons passeert, juichen we haar hartstochtelijk toe. Uit respect voor haar prestatie. Zij was de beste vandaag. Punt uit. Maud wordt tweede en is daar blij mee. Voor plaats drie maakt het Judy het vreselijk spannend. In de laatste ronde heeft ze vol gelopen om de Estlandse Schmidt, een neoseniore, bij te halen. In de finishstraat perst ze er alles uit, maar het loopparcours is net een halve kilometer tekort om het gat dicht te lopen. Bij de senioren is ze wel derde, en dat is haar derde EK-brons op de offroad triathlon.
Soms gewoon pech
Wanneer ik later m’n fiets ophaal, blijkt dat m’n achterwiel zwaar aanloopt. De remschijf is krom. Waar het is gebeurd weet ik niet. Materiaalpech, valpartijen en andersoortige ellende, het zijn de mindere kanten van offroad triathlons. Maar, eerlijk is eerlijk, als ik technisch vaardiger zou zijn, zou ik waarschijnlijk geen lekke band of een kromme remschijf hebben opgelopen. Alhoewel, soms heb je gewoon pech. Ook Jim Thijs, ex-downhiller en technisch zeer begaafd, en Miko Vastaranta, ook een goede mountainbiker, zijn lek gereden. In de laatste ronde, een paar kilometer voor de finish. Ze hebben geen band gewisseld, maar hebben lopend en op de velg fietsend de laatste kilometers afgelegd, en zijn als zesde en vijfde gefinisht. Dat kan dus ook. In offroad triathlon, even the bad days are good.
Uitslag EK triathlon, 19 juni 2010, Myjava, Slowakije
1. Franky Batelier (Frankrijk) 2:19:42
2. Victor del Corral Morales (Spanje) 2:24:03
3. Thomas Jurkovic (Slowakije) 2:25:20
13. Lars van der Eerden (Nederland) 2:42:52
17. Bert Flier (Nederland) 3:01:10