Als discipline de passie vermoordt

Bert Flier gaat weer schrijven voor Trikipedia. Over drie thema’s: Met het mes tussen de tanden (racing) | Tussen de oren (mentale processen) | Nerd talk (inspanningsfysiologie, voeding en technologie).

Mentale processen

Grote doelen vragen om grote offers. En grote doelen had ik, toen ik eind jaren negentig grotere wedstrijden ging winnen. Nederlands kampioen worden. Almere winnen. Me als professional kwalificeren voor het WK Ironman in Hawaii.

Mijn twee grote talenten: belastbaarheid en discipline. Ik kan veel training aan. En ik heb de discipline om mijn trainingen te doen. Wat er ook gebeurt. En dan het liefst zo slim en zo onderbouwd mogelijk. Niet ins Blaue hinein, maar doorwrocht en doordacht.

Na zeven hele triathlons, waarbij ik alle fouten heb gemaakt die je maar kan bedenken, viel in de Almere-editie van 2000 eindelijk het kwartje. In één klap ging ik van een tijd van boven de 9 uur naar 8:28. Wat ik al jaren wist werd eindelijk bevestigd: ik kon met de grote jongens mee. Derde op het NK, achter Frank Heldoorn en Guido Gosselink.

Als iets motiveert, dan is het dat je eraan kan ruiken. Het net kan zien, maar nog niet aanraken. En dan wil je het ook realiseren. In de overtuiging dat er daarvoor nog een schepje bij moet.

Daarom verzamelde ik een team van experts om mij heen. Herman Vrijhof was daarin de leidende coach. Hij maakte mijn overall schema. Daarbij had ik ondersteuning van George Sieverding, een zwemtrainer met Cruyffiaanse inzichten. Armand Bettonviel was mijn kracht- en voedingscoach. Niets liet ik aan het toeval over.

Elke training noteerde ik in mijn handgeschreven logboek. De hartslagband van mijn Polar was meestal nog nat van de vorige training als ik die omdeed. Want getraind moest er worden. Veel en hard.

In die periode werkte ik als promovendus aan de Erasmus Universiteit. Dat betekende dat ik zelf mijn tijd kon indelen. De lange ritten deed ik meestal overdag, op tijdstippen dat anderen werkten. Dus meestal alleen. En dat was lang niet altijd leuk. Ik herinner me grijze luchten, de eindeloosheid van de Hoeksche Waardse polderwegen en wind.

Maar ja, als je kampioen wilt worden, dan moet je niet zeuren. Dus trainde ik door. Dag na dag, week na week. Met succes, want in maart 2001 finishte ik als tiende overall in Ironman Zuid-Afrika. Drie plekken verwijderd van een prof-slot voor Hawaii.

Een week na die Ironman knalde ik met mijn fiets op een plots afslaande auto. Mijn gloednieuwe, uit eigen zak betaalde vla-gele Look-fiets bleek in stukken gebroken. Zelf had ik geen breuken, maar wel knieletsel dat maakte dat ik niet kon lopen. Cynthia van Noordenne, die mee was als fysio, duwde mij in een rolstoel over het vliegveld. Met haar hulp revalideerde ik om vijf maanden later fit te zijn voor Almere.

Nog gedisciplineerder en nog harder trainde ik voor Almere. Met succes. Met de groep met favorieten uit het water, op jacht naar de eenzame hardzwemrus Alexander Merzlov. Die knalde onfortuinlijk op een auto, waarna zijn rol was uitgespeeld. Op kilometer 120 draaiden we de Gooimeerdijk op. Wind in de rug: tijd om de knuppel in het hoenderhok te gooien. Ik reed weg uit de kopgroep, samen met de uiteindelijke winnaar Dirk van Gossum. Na een doldrieste marathon, waarop ik veel te hard opende, hield ik op de streep precies 12 seconden over op Machiel Ittman voor mijn eerste Nederlandse titel. Frank Heldoorn was derde.

NK hele triathlon

Die titel bevestigde mijn gelijk. Discipline. Hard trainen. Vallen en opstaan. Net zo lang  tot je wint: mijn beproefde recept. Dus dat intensiveerde ik. En haalde ik een jaar later mijn tweede Nederlandse titel in Almere op. Maar wel tegen heug en meug.

Tijdens het fietsen dwaalden mijn gedachten af. Naar de twee meisjes die ontspannen in de groene berm van de Gooimeerdijk een ijsje lagen te eten. Jaloersmakend ontspannen lagen zij daar. Ik zou mijn plekje in de kopgroep zo ruilen voor hun plekje in het gras. Om te genieten van het zonnetje in plaats van onderweg te zijn naar de onontkoombare pijn van de marathon. Maar ja, dat kan je natuurlijk niet maken, als lid van de kopgroep.

Dus deed ik voort. Het was weer Machiel Ittman met wie ik streed om de titel. Tot diep in de marathon leidde hij de wedstrijd om het NK-goud. Pas rond kilometer 38 haalde ik hem in. Even overwoog ik hem niet te passeren, want ik vond dat hij ook een titel verdiende. Maar ja, ik zou zelf ook geen titel cadeau willen krijgen.

En zo stond ik uiteindelijk weer op het hoogste treetje. Tot mijn schaamte merkte ik dat ik er niet blij mee kon zijn. Ondankbaar vond ik dat van mezelf, dus ik deed alsof ik tevreden was.

Ergens onderweg, in al die trainingen, in al die opofferingen, was er iets in mij geknakt. Dat besefte ik toen nog niet. Dat werd pas duidelijk in het voorjaar van 2003 toen ik Ironman Brazilië deed. Fysiek was ik in topvorm, maar het vuur van de passie was gedoofd. Zonder enige vorm van inspiratie fietste ik daar rond. In de top-tien, met uitzicht op een WK-profslot voor Hawaii.

Ik dacht na. Want als een hele triathlon ergens goed voor is, dan is het om je diepste motieven op tafel te krijgen. Dat is tenminste mijn ervaring. Ik moest eerlijk zijn.

‘Die hele Ironman interesseerde me geen ene klote meer.’ Hardop zei ik het, ergens rond kilometer 100. En zo wilde ik niet naar Hawaii. Wat ging ik doen? Doorgaan en finishen, misschien wel mijn prof-slot binnenhalen? Dat zou betekenen dat ik weer een cyclus van trainen, eten en slapen zou moeten meemaken. De schijn ophouden dat alles in het leven van Bert Flier op orde was. Dat kon ik niet.

Ik besloot eerlijk te zijn. Ik was begonnen met de sport vanuit pure passie. Ergens onderweg, omhoog op de ladder van citius, altius, fortius, had mijn discipline de passie vermoord. Dat begreep ik toen nog niet, maar nu wel.

Tweeëntwintig jaar later kan ik vertellen dat het allemaal goed is gekomen. Ik train en race met hernieuwde, gelouterde passie. En ja, discipline heb ik nog steeds. Maar als ik eens geen zin heb, dan zeg ik niet zoals vroeger: geen zin is geen reden. Dan doe ik even lekker niets. Of ik ga naar de vogeltjes kijken in plaats van naar mijn wattagemeter.

Heel geleidelijk is die verschuiving gegaan. Vroeger was een dag pas goed als ik mijn lijstje had afgevinkt en de getallen goed waren. Ik kon maximaal ‘op de nul’ uitkomen. Nu begin ik al in de plus, en vanaf daar kan het alleen maar beter. Ik sport nu uit dankbaarheid en niet langer om mezelf te bewijzen. En dat gun ik iedereen.

___________________________________________________________________________________________

Overweeg je coaching? Of voel je dat het allemaal wel draait, maar het vuurtje wat minder brandt? Met mijn bedrijf 3in1Sports help ik atleten sneller worden zonder zichzelf te verliezen. Nieuwsgierig? Stuur een mailtje naar bertflier@3in1sports.com Of kom een keertje langs voor een kopje koffie in mijn coachingsruimte in Utrecht.

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Meer informatie over hoe uw reactiegegevens worden verwerkt.

nl_NL_formalDutch