Interview met Carla van Rooijen alias Sporty door André Gieling alias De Facebookheld – WTJ 1748
DINSDAG – Hij was het al lang van plan, maar het werd steeds op de lange baan geschoven. André Gieling mag zich dan wel eens als een vroegtijdige pensionado gedragen, hij heeft het nog steeds druk. Met trainen voor de zoveelste wedstrijd, die wordt uitgesteld. Met zijn oude voetbalcontacten onderhouden, met zijn Facebookheldendom in stand houden en met schrijven van verhalen die – het moet gezegd – me stuk voor stuk weten te boeien. En o ja, zijn relatie met Carla van Rooijen sprankelend genoeg houden.
Veel mensen vragen zich af: André, jij als jonge God, moet jij niet af en toe werken? Maar daar gaat het nu niet om. Laten we het erop houden dat hij als voetbalmakelaar een aantal ‘goede deals’ gemaakt heeft en tegelijkertijd ook niet zo gehecht aan enige vorm van luxe. Misschien hebben we het er nog wel eens over, deze WTJ-aflevering gaat vooral over André’s plan om eindelijk zijn interview met Carla aan het papier toe te vertrouwen.
Sinds André triatleet is, hebben we contact. Qua humor liggen we op 1 lijn. Maar de Facebookheld (zijn alter-ego) heeft ook serieuze kanten en dat alles komen we tegen in zijn vraaggesprek met zijn partner Carla ‘Sporty’ van Rooijen. Dat zij een koppel zijn, snappen weinig mensen. Des te leuker dus zo’n tweegesprek. Op de vraag of we het mochten overnemen, was het gelijk: absoluut!
Carla ‘Sporty’ van Rooijen
Ha die Sporty! Vind je het leuk als ik een keer, in plaats van met die Facebookheld, een vraaggesprek met jou voer?
Sporty: ‘Natuurlijk. Hoewel ik normaal niet zo van de publiciteit ben en je ook zeker geen opzienbarende teksten hoeft te verwachten, vind ik dit wel een keer leuk. Dus kom maar op!’
Hoe is het nu met je?
Eigenlijk gaat het steeds een stukje beter. De klachten aan de longen zijn zo goed als verholpen en ik word steeds minder vaak wakker vanwege de pijn aan mijn knie. Doordat ik lange tijd niet heb kunnen sporten, waren mijn beenspieren dusdanig verslapt, dat ik, als nare bijkomstigheid, erg veel last van de knie kreeg. Na vele behandelingen en specifieke oefeningen bouw ik mijn loop- en fietstrainingen nu langzaam maar zeker weer uit en zet ik, ondanks dat het soms nog met veel gehijg gepaard gaat, wel degelijk weer stappen vooruit.
Op negen maart word jij, Sporty, ook wel bekend als Carla van Rooijen, zevenenveertig jaar. Bijna jouw hele leven heeft in het teken van de (top)sport gestaan. Buiten alle marathons, de ontelbare prestatieloopjes en kortere triathlons, heb jij (gedeeltelijk als prof-triatlete) in zestien jaar tijd achtentwintig (!) hele triathlons voltooid. Jouw snelste tijd (na 3.8 km. zwemmen, 180 km. fietsen en 42.2 km. hardlopen) was 9 uur en 18 minuten. Maar begin vorig jaar ging het qua gezondheid plotseling goed mis. Tijdens de minste inspanningen moest je extreem hijgen en na een tweede controle van het bloed moest je met spoed naar het ziekenhuis. De diagnose: meerdere embolieën in de beide longen en vocht in de linkerlong (de dokter nam zelfs de term longinfarct in de mond).
Mijn primaire vraag is: ‘Hoe voelde het om van het éne op het andere moment fysiek zo’n opdonder te krijgen? Kun je die plotselinge kwetsbaarheid omschrijven?’’
Het is wel confronterend als zoiets gebeurt en je min of meer de controle en het vertrouwen over je lijf verliest. Juist ook wanneer je zo gezond leeft als ik. Ik ben in vijfentwintig jaar tijd nooit langer dan drie dagen ziek geweest.
Daarbij besefte ik terdege hoeveel geluk ik had gehad. Met dergelijke embolieën/bloedpropjes bleek ik in de periode vóór de bewuste ziekenhuisopname een wandelende (in dit geval: hijgende) tijdbom te zijn geweest. Dergelijke ‘propjes’ hadden namelijk ook zomaar naar je hart of je hoofd kunnen schieten. In het ziekenhuis testte ik negatief op Corona en vervolgens heb ik maandenlang een vracht aan pijnstillers en bloedverdunners moeten slikken. De ware oorzaak is helaas niet gevonden. Mijn dokter zei: ‘Zoiets overkomt gemiddeld één op de vijfduizend mensen.’ Het was domme pech.
Gerard Nijboer, de oud-atleet/Europees kampioen op de marathon, zei ooit dat iedere marathon-race lichamelijk een litteken achterlaat. Is er bij jou, zoals nu met de linkerknie, inmiddels geen sprake van slijtage?
Nee, gelukkig niet. Op de röntgenfoto’s was er volstrekt geen sprake van slijtage. Ik vond het fijn om dat bevestigd te zien. Zeker omdat ik naast de triathlons ook nog vier hele marathons heb gedaan. Ik merk overigens wel dat ik ouder word. Er zijn meer pijntjes en langzaam maar zeker gaat het looptempo en de fietssnelheid wat achteruit. Toen ik een aantal jaar geleden nog in Aalsmeer woonde, rende ik op de donderdag van mijn werk in Amsterdam naar huis, om dan de volgende ochtend vroeg weer terug naar Amsterdam te rennen. Nu is twee keer vijftien kilometer hardlopen in zo’n kort tijdsbestek bijkans onmogelijk. Het lijf trekt dat niet meer.
Als je tegenwoordig op Instagram de fotootjes en filmpjes van zowel bekende als minder bekende duursporters voorbij ziet komen, dan tref je ook bij de dames veel op en top gespierde, bijna masculien uitziende sportsters aan. Wanneer ik naar jou kijk, dan ben jij goed afgetraind en je hebt (bij een lengte van 1.73 meter) rond de wedstrijden een gewicht van 56 kilogram. Maar je kunt niet zeggen dat jij, ondanks de soms straffe, Spartaanse trainingsschema’s, over een specifiek atletisch lichaam beschikt. Hoe verklaar je dat?’
Ik kwam er al gauw achter dat ik het als sportster niet van mijn techniek moest hebben. Ik wist dat ik relatief hard kon fietsen en verder moest ik puur op conditie het verschil maken. Het heeft met de bouw van mijn lichaam en een ietwat traag werkende schildklier te maken. In tegenstelling tot mijn teamgenotes zag ik zelfs na vijf zware trainingen in het krachthonk nog steeds geen bredere armen en schouders.
Maakte je dat weleens onzeker?
Nee, eigenlijk niet. Het is wat het is. Natuurlijk toont het wel als je die pezige dames ziet staan, maar door mijn ‘extra reserves’ en het goed opnemen van de voeding, heb ik tijdens races nooit last van een hongerklop gehad. Het zijn juist de extreem magere atleten en atletes die gedurende een wedstrijd de meeste moeite hebben om de energiegels en -drankjes goed op te nemen. Dat is ook de reden waarom ik het liefst aan wedstrijden in/met warme temperaturen deelneem. De concurrentie gaat daar over het algemeen minder goed mee om dan ik. Het kan mij daarom niet warm genoeg zijn!
Sporty groeide, samen met een oudere broer en nog een broertje en een zusje, in het Utrechtse dorpje Wilnis op. Haar vader (medewerker op een notariskantoor) en moeder, afkomstig uit respectievelijk Woerden en Bodegraven, genoten hun opvoeding in grote boerengezinnen. Sporty en haar broers en zusje werden al op jonge leeftijd lid van de plaatselijke schaatsclub.
Bij het schaatsen mochten we in de zomer ‘droogtrainen’. Dit bestond uit veel hardlopen, oefeningen doen en fietsen. Het schaatsen zelf kon ik (vanwege een matige techniek) niet zo best, maar de tijdritten op de fiets gingen mij beduidend beter af.
Broer Frank beaamt dit: Gedurende de jeugdjaren trok je je aan elkaar op. Zo hadden we bij ons thuis een interne competitie wie coureur/sporter van de week was. Carla viel toen al op door haar enorme drive en doorzettingsvermogen, maar tevens door het super-sociaal zijn. Ik vond en vind dat zeer bijzonder.
Sporty: De toertochten die we met elkaar reden waren schitterend. Als jong meisje ben je na het voltooien van een zeventig kilometertocht dan mega-trots. Zeker als je na sommige ritten wafels mocht eten bij onze oma in Woerden.
Terwijl Sporty bij de verschillende prestatielopen haar eerste bekers verzamelde, ging zij ook steeds fanatieker fietsen. Op zeventienjarige leeftijd werd zij lid van de Uithoornse Wieler Trainings Club. Zo reed zij op verdienstelijke wijze bij de Junior Dames (8e op het NK) mee.
De overstap naar de Dames verliep een stuk moeizamer. Sporty moest niet alleen wennen aan het veel hogere tempo van het peloton (met daarin toppers als Leontien van Moorsel en Monique Knol), maar zij bleek ook een nerveuze en daardoor matige rijdster in een groep te zijn.
Sporty verklaart: Terwijl ik als relatief jonge/onervaren wielrenster sowieso al op mijn tenen liep en de grootste moeite had om niet telkens na tien rondjes gelost te worden, slurpte de angst om te vallen nog de meeste energie op. Ik heb mij in een peloton nooit comfortabel gevoeld.
Dat angst in de regel een slechte raadgever is, moest Sporty vervolgens op een nogal radicale wijze ondervinden.
Sporty: Het gebeurde tijdens het criterium De Ronde van De Kwakel dat ik, in de buik van het peloton, bij een valpartij betrokken raakte. Van het ongeluk zelf kan ik mij niets meer herinneren. Pas toen ik in de auto van mijn ouders zat die mij naar de huisarts (met weekenddienst) zou vervoeren, kwam ik met een barstende koppijn weer bij bewustzijn. De schade mocht er zijn: hersenschudding, schaafwonden, sleutelbeen gebroken, het jukbeen bijna gebroken en een enorme rugpijn. Conclusie: einde fietscarrière.
Terwijl haar broers Gerard en Frank als erkende hardrijders op de fiets furore maakten bij de elite-amateurs (Gerard won circa 35 en Frank 10 wedstrijden) en zelfs succesvol waren bij koersen en ronden in Canada en Mexico, stortte Sporty zich op haar studie aan de VU, ontdekte het studentenleven en plakte, na de afronding van haar opleiding tot econometrist, er nog een cursus sportmassage aan vast.
Sporty: Hoewel ik de cursus nog niet eens had afgerond, werd ik al meegevraagd om als verzorgster naar de Ronde van Slovenië mee te gaan. Een koers waar mijn broer Frank, als hij de laatste race voor het vertrek niet hard was gevallen, één van de renners zou zijn geweest. Als masseuse ben ik vervolgens de halve wereld rondgereisd. Van een wielerwedstrijd in Central Park, New York, tot de Ronde van Frans-Guyana en van het WK-veldrijden in Heusden-Zolder en Tábor (met onder anderen Corine Dorland en Daphny van den Brand) tot het WK-op de weg in Lissabon, met onder meer de Junior-Dames Pleuni Möhlmann en Vera Koedooder.
Heb jij, actief als masseuse tussen de betere wielrenners/wielrensters van Nederland, nog dingen opgestoken waar je later als triatlete profijt van had?
Jazeker! Ik kan mij bijvoorbeeld nog goed herinneren dat ik mee was naar de Tour de Féminin. Vooral de professionele wijze waarop de rensters zich daar verzorgden, om iedere (volgende) dag optimaal te kunnen presteren, maakte indruk. Vrijwel direct na de wedstrijd moest er gegeten en vervolgens gerust worden. Rust was het toverwoord. Daarnaast werd het eet- en drinkschema op stringente wijze nageleefd. Dat betekende bijvoorbeeld dat er gelijk na de koers absoluut geen blikje Coca-Cola genuttigd mocht worden, maar dat er eerst een bidon met voeding (eiwitten-koolhydraten) voor het herstel gedronken moest worden. Verreweg de vermakelijkste trip was die met een gelegenheidsteam van Nederlandse amateurrenners naar De Ronde van Frans-Guyana. Daar zaten jongens als Jeroen Straathof, Odwin Bink en ook mijn broer Frank bij. Gedurende die Ronde bestond de begeleiding uit één masseuse en een mecanicien. Het betekende dat ik, naast het kneden, tijdens die wedstrijd ook nog ploegleidster was en dus achter het stuur van de volgauto zat!
Wat was eigenlijk jouw eerste kennismaking met de hele triathlon?
Net als vele andere generatiegenoten volgde ik ieder jaar de uitzendingen van AVRO’s Sportpanorama, met daarin de triathlons van Almere en Hawaï. Maar via mijn studiegenote, Melanie Oostenrijk, ben ik vanaf mijn negentiende jaar ook nog circa vijf jaar als vrijwilligster bij de triathlon van Almere actief geweest. Onze taak bestond er onder meer uit om de triatleten op te vangen, hen mee te helpen om de wetsuits dicht te ritsen en hen met nog met tal van praktische zaken van dienst te zijn. Ik heb ook één keer de dag voor de race meegeholpen. De triatleten moesten die dag allemaal hun tasjes inleveren. Dat leverde overigens nog een ietwat curieuze anekdote op:
De tasjes van de toppers, die meestal hun eigen begeleidingsteam hadden, waren onwijs licht. Maar sommige tasjes wogen zo ongelooflijk zwaar, dat je je echt afvroeg wat ze er in vredesnaam allemaal in hadden gestopt. Tijdens de race zelf is er in de wisselzone vaak sprake van haast en gedrang van amechtige sporters die, gedurende de transitie van het éne naar het andere sportonderdeel, zo min mogelijk tijd willen verliezen. Maar dat bewuste jaar trof ik ook meerdere sporters aan die nog rustig een praatje wilden maken en welbewust even gebruik maakten van het rustmoment.
Tussen het fietsen en hardlopen in was er een jonge, best leuke gozer binnen komen lopen. Hij had, met het tasje op zijn schoot, op het bankje plaatsgenomen, en was duidelijk genegen om even een babbeltje met mij te maken. Maar terwijl hij praatte, zag ik dat hij zowaar een blik met ananas uit zijn tasje haalde en er prompt ook nog een blikopener bij pakte, hahaha!
Hij straalde echt uit dat hij alle tijd van de wereld had en was ervan overtuigd dat het schijfje ananas zijn prestatie in het vervolg van de race ten goede zou komen. Hij bood mij (tevergeefs ) ook nog een schijfje ananas aan en ik trof hem een paar uur verder weer bij de finish. Enkele weken later ontving ik via de post een kaartje van hem. Er stond op geschreven, dat hij mij bedankte voor de hulp en dat hij, als ik een blik ananas in huis had, zeker een keer langs zou komen fietsen.
Terwijl Sporty, als rondreizende masseuse, uitstekend gedijde tussen al de (semi-) professionele sporters, miste zij na verloop van tijd toch het zelf sporten. Omdat zij, danig geïnspireerd door haar werk als vrijwilligster, per se een keer de hele triathlon van Almere wilde voltooien, schreef zij zich in bij de Aalsmeerse triathlonclub Oceanus. Voor masseren had zij daarna amper tot geen tijd meer.
Sporty, plots interrumperend: ’Je vroeg zojuist het één en ander over mijn fietsende broers, maar heb je ook genoteerd dat mijn zus Suzanne de beste schaatster bij ons was?
Uiteraard! Maar mag ik dit dan ook als een opmerking beschouwen die haarfijn het (ver)bindende karakter van Sporty typeert..?!
Sporty: Hahaha! Ja, misschien wel. Je weet: voor mij draait alles om de juiste balans. Suzanne heeft voor l’Alpe d’HuZes trouwens ook zes keer de Alpe d’Huez beklommen.
Na in 2004 haar eerste hele triathlon (Almere) te hebben voltooid was Sporty verkocht/verknocht aan deze zware sport. Naast de vele korte en halve afstanden, reikte zij tot nu toe tot achtentwintig hele afstanden:
Almere (9x), Roth, Florianópolis (Brazilië), Wales, Bolton, Madrid, Venetië, Moritzburg, Frankfurt, Maastricht, Frysman, Gelreman, Nice, Zürich, Lanzarote (2x), Hawaï, Port Elizabeth (Zuid-Afrika), Embrun, Sherborne.
Als je naar dit lijstje kijkt, wat waren voor jou dan de positieve en negatieve uitschieters?
De spectaculairste triathlon blijft natuurlijk die op Hawaï. Het is zo’n groot circus! Daarnaast zijn alle toppers aanwezig, is alles typisch Amerikaans op en top georganiseerd en moet je je vooraf natuurlijk ook nog een keer voor die race kwalificeren. Als triatleet is en blijft Hawaï het Mekka van de triathlonsport.
Mijn grootste deceptie ervoer ik in 2018 te Zürich. Het was de eerste en enige race dat ik tijdens de afsluitende marathon een stukje moest wandelen. Ik had simpelweg een slechte dag. Het is de enige hele triathlon waar ik beduidend minder presteerde dan vooraf gehoopt.
De ultra-zware triathlon van Embrun (Frankrijk) beschouw ik als mijn meest heroïsche wedstrijd. Met een zwemstart in het donker, ruim vijfduizend (!) hoogtemeters bij het fietsen, een verre van vlak hardloop-parcours en een drukkend warme temperatuur, was het maar goed dat ik daar een hele goede dag had. Ik eindigde als vijfde.
Mijn mooiste herinneringen bewaar ik aan verschillende triathlons. De race in Zuid-Afrika was bijvoorbeeld bijzonder, omdat ik mij daar voor Hawaï kwalificeerde en er ook nog een supergave vakantie beleefde.
De eerste IronMan in Maastricht ervoer ik als in een roes. Er was veel publiek en ik belandde voor de eerste keer, samen met Yvonne van Vlerken en Sarissa de Vries, op het podium van een IronMan. Heel gaaf!
Daarnaast was de allereerste deelname en finish in Almere natuurlijk een mijlpaal en heb ik ook optimaal genoten van de twee eerste plaatsen in 2019. Ik riep al jaren tegen de Facebookheld dat ik, zelfs als ik ergens de eerste plaats haalde, nog nooit een finishlint omhoog had mogen tillen. Bij zowel de Frysman (een wedstrijd die stond als een huis) als de Gelreman gebeurde dat in 2019 wel.
De triathlon van Elba is nog een triathlon die op mijn ‘Bucket-list’ staat. Zonder embolieën of Corona was ik daar vorig jaar present geweest. Na IronMan en Embrunman wilde ik dolgraag ook Elbaman worden.
Ten slotte prijs ik mij gelukkig, dat mijn ouders bijna overal als supporter aan de kant hebben gestaan.
Jij hebt vanaf 2011 acht jaar lang als semi-prof aan internationale wedstrijden deelgenomen. Als je nu anno 2021 naar de internationale top van de triathlon kijkt, dan is het niveau van de sport de laatste jaren naar een krankzinnig hoog niveau gestegen. De snelheden van de drie ultiem geperfectioneerde onderdelen zijn soms amper te bevatten. Een iets minder onderdeel maakt een atleet/atlete onmiddellijk kansloos. Denk je dat een semi-prof in deze tijd überhaupt nog een kans maakt om in de absolute top mee te kunnen?
Nee, dat is uitgesloten. Ik heb mij in de subtop, ondanks het feit dat ik op relatief oudere leeftijd (30) aan triathlons ben gaan deelnemen, kranig geweerd. Maar bij mij is zwemmen altijd een minder onderdeel gebleven. Ik heb er alles aan gedaan, van privélessen van oud-zwemkampioenen tot vijf keer per week trainen, maar ik werd er uiteindelijk niet sneller door. Tijdens de races waarin ik met de profs apart van het overige startveld startte, was het soms wel frustrerend. Na een paar honderd meter zwom ik helemaal alleen, kwam ik (meestal met meer dan een kwartier achterstand aan mijn broek) als laatste het water uit en zag ik dat de fietsen van al mijn concurrentes al weg waren. Gedurende mijn hele carrière als triatlete moest ik op de fiets telkens in de achtervolging en volgde er meestal een inhaalrace. Ik had dan een stemmetje in mijn hoofd die zei dat ik Pacman was en de fietssters die voor mij lagen allemaal op zou eten.
In mijn laatste jaar als prof merkte ik bij de grote wedstrijden dat de overige atletes inmiddels ook met speels gemak eindgemiddelden van 36 kilometer p/u of meer haalden. Als je in mijn geval niemand terugpakt, dan wordt het lastig om dat mentaal vol te houden.
Je vertelde zojuist dat je je vroeger in een fietspeloton allesbehalve comfortabel voelde. Is deze angst vergelijkbaar met jouw ervaringen gedurende een massale zwemstart? En zijn het, in een leven waarin jij hoegenaamd alles onder controle wil hebben, ook de enige momenten dat je juist geen controle over de situatie hebt?
Ja, dat klopt. Hoewel de held er doorgaans ook alles aan doet om mij met alle mogelijke grappen, grollen en gekkigheden uit mijn comfortzone te halen. Maar ik heb het inderdaad allemaal mee mogen maken: hoge golven (denk alleen maar aan de bizarre zwemstart in een kolkend IJsselmeer tijdens de Frysman), fikse klappen, het knokken tot de boei om een eigen, relatief rustig plekje in het water te bemachtigen, rondwiekende armen die tegen je zwembril beuken (ik ben al eens met een blauw oog het water uitgekomen) en lieden die, als je te langzaam zwemt, niet links of rechts passeren, maar botweg over je heen zwemmen.
Als beloning voor het harde werken en (daarmee) jouw enorme progressie als triatlete, behoorde je vanaf 2013 tot het nieuw opgerichte Long Distance Damesteam. Een gesponsorde groep waarin nationale toppers van de lange afstand de krachten bundelden. Heeft het samen trainen en optrekken met dit talentvolle gezelschap jouw prestaties nog een extra boost gegeven?
Ja, ik heb bijvoorbeeld veel geleerd van ervaren triatletes als Mirjam Weerd en Heleen Bij de Vaate. En natuurlijk van Gonny Rosendaal, de vrouw die een aantal jaar mijn persoonlijke coach was. Het belang van rust, goed materiaal en een gedegen voedingsplan gedurende de race was volgens hen van groot belang. Naast de bidons met sportvoeding gebruik ik tijdens de hele triathlons zo’n tien tot veertien gels. Het meest bijzondere van dit Long Distance-team was dat wij weliswaar concurrentes waren, maar iedereen bereid was om de ander te helpen. Juist om het beste uit onze kwaliteiten te halen. Ik heb, onder anderen met Tineke van den Berg en Hanneke de Boer, nog hele mooie vriendschappen aan die tijd overgehouden. In 2014 eindigde ik als vierde tijdens IronMan UK/Bolton en verdiende daarmee de profstatus.
Jouw broer Frank (hij heeft thans een niche notariskantoor) stelde: ,Van mijn broer Gerard heb ik geleerd hoe rot je je (even) moet voelen als je niet wint. Van Carla dat je hard moet werken en van Suzanne dat er meer is in het leven dan sport.’
Wat betreft dat laatste aspect, vraag ik mij af hoe jij daar (inmiddels) tegenover staat. Er is niets mis mee als een sporter volledig in zijn of haar sport opgaat, maar vind je niet dat de sport jou op sommige momenten min of meer gegijzeld heeft? Dat je door het blindelings volgen van je passie eigenlijk te obsessief bezig was?
Ja, dat denk ik af en toe wel. Dat ik dingen heb laten lopen die ik achteraf wel graag gedaan had, omdat het òf niet in het schema paste òf omdat de sport mij min of meer opslokte.
Voordat de Facebookheld in beeld kwam heb je 16 jaar een vaste relatie met een andere man gehad. Als je eerlijk bent, denk je dat jullie zonder de nadrukkelijke aanwezigheid van de triathlonsport nu nog een relatie en waarschijnlijk een gezin hadden gehad?
Dat had gekund, ja. Ik kan nu wel beamen dat ik in mijn vorige relatie te fanatiek met sport bezig was. En natuurlijk heb ik best weleens twijfels of ik daar goed aan heb gedaan. Als ik nu bij mijn broers en zus ben, dan kan ik vaak intens van het contact met de neefjes en nichtjes genieten. Geen kinderen hebben voelt daarom soms als een gemis, maar in die periode was ik er nog niet klaar voor.
Omdat…?
Omdat ik er nog niet aan toe was. Je moet het namelijk ook in het juiste perspectief plaatsen. Ik had op een gegeven moment (achteraf gezien heb ik dat juist ingeschat) het idee dat ik nog veel meer in de triathlonsport kon bereiken. Ik maakte als semi-prof vijftien tot soms zelfs vijfentwintig trainingsuren per week, maar had daarnaast ook nog een 32-urige werkweek als actuaris bij Delta Lloyd (inmiddels Nationale Nederlanden). Als je daarbij optelt dat ik ook veel sociale dingen leuk vond en vanwege de sport niet te laat naar bed kon gaan, dan begrijp je dat het bijna het ganse jaar volle dagen waren.
Over de Facebookheld. Volgens mij is er niemand die iets van de relatie tussen Sporty en de held snapt. Jij wel?
Nee! Ik heb hem leren kennen als een nogal aparte excentriekeling, maar ook als een lieve vent die heel goed voor me was toen ik met die ziekte kampte. Ik vind het mooi om te zien dat hij, nota bene iemand die toch het liefst zijn eigen weg gaat, nu beseft dat het vaak veel leuker is om dingen samen te doen. Het klopt dat wij veel raakvlakken hebben en ja, ik vind het ook wel jammer dat hij graag een aantal maanden per jaar in het buitenland vertoeft. Ik kan mij doorgaans uitstekend alleen vermaken, maar nu ik vanwege de Corona niet af en toe naar hem toe kan vliegen, vind ik het zo heel af en toe wel wat saai.
Jullie zijn aan de éne kant, zeker qua sporten en hobby’s, ‘a match made in heaven’, maar aan de andere kant zijn jullie twee totaal verschillende persoonlijkheden. Wringt dat nooit?
Nee, eigenlijk niet. Ik leid een leven van orde, regelmaat en discipline. Normaal gesproken ga ik vier van de zeven dagen naar kantoor. Maar hij heeft mij geleerd om minder te plannen en meer te leven op de dag en het moment zelf.
De Facebookheld is meer iemand van het vrije leven, een loner en soms ook een chaoot. Een triathloncoach is bijvoorbeeld niet aan hem besteed, omdat hij simpelweg een ongeleid projectiel is.
Een voorbeeld? Eén keer stond hij vlak voor aanvang van een triathlonwedstrijd nog rustig fotootjes te maken. Ik vroeg hem toen op subtiele wijze of hij tijdens de race op zijn sokken ging rennen. Hij was nog zo druk met het fotootje op zijn Facebook-pagina dat hij straal vergeten was om in de transitiezone zijn loopschoenen klaar te leggen! Hahaha!
Jouw ervaring als duursporter en actuaris zou, in combinatie met zowel de pragmatische als empathische werkwijze, van jou een ideale coach maken. Heb je ook ambities in die richting?’
Nee, niet direct. Ik help af en toe weleens wat mensen die ik goed ken met wat schema’s, maar omdat ik nog het liefst zelf
sport, heb ik er simpelweg geen tijd voor.
Zou bij jou, als je een sporter coacht, het accent eerder op het verbeteren of op het behoeden van leggen?
Ik denk het laatste omdat ik weet met hoeveel valstrikken je ‘onderweg’ geconfronteerd kunt worden. Ik vond de grootste valkuil als sporter, dat ik werkelijk het idee had dat anderen altijd meer trainden. Ik hoorde alleen maar verhalen van en over atleten die nog meer uren maakten. Dat maakte me best wel onzeker. Mijn trainers maakten schema’s die perfect pasten bij mijn werk en de overige verplichtingen. Dat kun je simpelweg niet vergelijken met full-profs. Maar dat deed ik wel. En ja, dan liggen blessures op de loer. Als je net te lang en teveel op het randje blijft trainen, dan pakt dat meestal niet goed uit. De juiste verhouding arbeid-rust is essentieel.
Ik merk dat voor jou, als ervaren triatlete, rust-hydrateren-voeding als de drie belangrijkste pijlers van succes gelden.
Ik ben ooit samen met de Nederlandse wielrenster Chantal Beltman op trainingskamp naar het triathlon-eiland Lanzarote geweest. Zij was toen prof bij een Italiaans damesteam en leefde daar ook naar. Als er ‘s ochtends (de eerste set van de dag) was getraind, dan ging zij eten en gelijk daarna één à twee uur op bed liggen. Maar zo haalde zij wel het uiterste uit het trainingskamp.
Is bij jou ook weleens het elastiekje geknapt? Dat je toch teveel of te zwaar had getraind?
Ik heb gelukkig maar weinig blessures gehad. Slechts één keer was het goed mis. Ik had op l’Alpe d’Huez, samen met mijn maatjes van het Long Distance-damesteam, een super trainingskamp gedraaid. Na een paar dagen rust zou ik vervolgens de bekende duathlon van Zofingen doen. Maar tijdens de rustdagen bij het Meer van Annecy schoot het in mijn bil/onderrug. Het teleurstellende gevolg was dat ik de wedstrijd in Zofingen niet heb kunnen starten en zelfs een half jaar niet heb kunnen hardlopen.
Denk je dat je na de fysieke malheur van het afgelopen jaar wel weer terugkeert als triatlete?’
Ik hoop het. Ik ga ervan uit dat ik volgende week word ontslagen bij de longarts. Als mijn huidige conditie nog flink verbetert, dan kan ik weer over wedstrijden gaan nadenken.
Wat is voor jou de essentie, de ware charme van de triathlonsport?
Sporty: Voor de start van zo’n groteske IronMan-race loop ik altijd vol ontzag langs de vele/indrukwekkende tienduizend dollar-fietsen en sta ik vlak voor aanvang van het zwemonderdeel tussen circa 1800 grote, gespierde mannen. Maar als ik op het einde van de dag als 100e in het totaalklassement van zo’n internationale krachtproef ben geëindigd, dan besef ik dat ik dus 1700 van die imposante mannen, met vaak peperdure fietsen, achter me heb gehouden. Kerels die mij ‘s ochtends vroeg nog half smalend aankeken en dachten: ‘Wat moet jij hier nou, meisje?!’
Naast al de innige vriendschappen die de triathlonsport mij heeft opgeleverd, het dagelijks in de buitenlucht actief met sport bezig kunnen zijn en het trainen en racen op de mooist denkbare plekken van de wereld, maakt juist de opperste voldoening van een snelle finish het voor mij nog steeds de moeite waard om er zoveel voor opzij te zetten.
Ik geniet er gewoon nog steeds intens van en ook op bijna zevenenveertigjarige leeftijd is er die onmiskenbare drive.
Maar ondertussen blijf ik altijd dezelfde Carla, ook wel Sporty genoemd. Het sportgekke meisje dat zich al tijdens het intensief sporten erop verheugde om straks wafels te gaan eten bij haar oma in Woerden.
++++++
Hebben we te veel gezegd? Zo zou je elk interview in elkaar gestoken willen zien. Niet dat automatische pilootverhaaltje, maar Carla van Rooijen zoals we haar nog nooit eerder hoorden of spraken. Dat kon ook alleen maar dankzij de man, die ze liefheeft: André Gieling. Voormalig Ajax-speler, daarna voetbalmakelaar en nu gepassioneerd triatleet. Dank hiervoor.